"Er bestaan geen tirannieën die niet proberen de kunst in te perken, omdat ze zien welke kracht kunst heeft. Kunst kan de wereld dingen vertellen die op een andere manier niet gedeeld kunnen worden. Kunst brengt gevoelens over."

- Volodymyr Zelensky, President van Oekraïne

Jan Cox

(c)image: M HKA
Papageno , 1976
Prent , 960 x 160 mm
lithograph, ink on paper

Na de Ilias-cyclus, waarin Cox het kwade, het gewelddadige en de wraakgedachte centraal stelde, start hij in 1976 een complementaire reeks werken waarvoor hij inspiratie vond in Mozarts maçonnieke opera De Toverfluit. Het adagium hier luidt Sei standhaft, duldsam und verschwiegen, ‘wees standvastig, verdraagzaam en discreet’: de mens verheffen door hem te doen verlangen naar liefde en vrijheid, hem aansporen tot menselijke voortreffelijkheid en gerechtigheid als wapens tegenover de blinde waanzin en gewelddadigheid die vele generaties ongeluk en ellende heeft gebracht. Cox zou hiervoor echter slechts enkele schetsen en schilderijen ontwerpen: Monastatos, Papageno, en Sarastro.

Gezien Cox’ humanistische en daarin vervatte dualistische levensvisie, is het niet verwonderlijk dat hij de personages Monastatos en Papageno tot onderwerp kiest. Deze figuren zijn elkaars spiegelbeeld en hebben meer gemeen dan men zou vermoeden. Vooreerst zijn ze elk een soort einzelgänger, die op basis van uiterlijke kenmerken buitenstaanders zijn in de werelden waartoe ze behoren. Monastatos is immers afgeleid van het Griekse ‘mono-statos’, wat zoveel betekent als ‘de alleenstaande’, de ‘geïsoleerde’. In de opera van Mozart wordt de zwarte Moor Monastatos traditioneel voorgesteld als een boosaardige schurk, een bruut die totaal overgeleverd is aan onbeteugelde libidineuze driften. Hij wordt geïntroduceerd als de belager van de geschaakte en wonderschone Pamina, die hij geacht wordt te bewaken, maar – tegen elk maatschappelijk fatsoen in – waagt te begeren en aanrandt.

Papageno echter – die ook het dierlijke in de mens symboliseert, is een vrolijk natuurmens gedreven door primaire instincten zoals eten, drinken, slapen en het zoeken naar een wijfje. Papageno is dan ook één met de natuur en leeft autonoom in volledige harmonie. In dit opzicht staan beide figuren voor de zinnelijke, minder ontwikkelde kant van de mens die vooral vanuit primaire driften en niet vanuit de ratio handelt. Daarbij belichaamt Monastatos het eerder donkere, destructieve, en Papageno het levenskrachtige.

In Monastatos evoceert Cox een dreigende sfeer met een hels coloriet en een agressieve lijnvoering, terwijl hij met Papageno meer het lyrische en het organische, gehuld in de onschuld en sympathie van een vegetale wereld aanbrengt.