Jan Cox
De mythe van Orpheus speelt een zeer belangrijke rol in het oeuvre van Jan Cox. Vanaf 1953 tot zijn laatste levensjaar blijft de thematiek hem inspireren. In 1958-1959 wijdt hij er een hele cyclus aan. Deze reeks schilderijen die de mythe en figuur van Orpheus tot onderwerp hebben, sluit hij in 1960 af met een aantal werken rond de Maenaden, waarvan deze tekening een schets is voor de studie van het werk.
“De maenaden”, schrijft Cox, “zijn vrouwen die zich verenigen in een orgiastisch feest dat in hysterie en vernieling eindigt. Beesten worden uiteengereten en zo ook Orpheus, die zij als bij toeval in de bossen vinden. Zijn ledematen worden verstrooid en zijn hoofd en zijn lier drijven af op de rivier. De dichter die niet meer kon leven, wordt door de oerkrachten vernield.”
In Studie voor de Maenaden, Boston (1960) ook getiteld The Hands [Handen] wordt het drama van Orpheus en Euridyce niet in detail verbeeldt maar via de losse, schetsmatige en linaire tekening wordt de toeschouwer verplicht verder te associëren met het verdriet en de pijn. De kunstenaar brengt via deze heldere maar begrensde compositie een persoonlijke en humane gevoelsintensiteit aan de oppervlakte.